Siervijvers liggen meestal in (stads)parken of landgoederen maar ook nabij openbare gebouwen of gewoon in woonwijken – en zelfs in industriewijken. Naast waterhuishouding hebben ze als doel de omgeving te verfraaien. Kenmerkend is daarom de vaak groene omgeving.
KENMERKEN
Vaak is er een beschoeiing aangebracht om de oever te verstevigen. Ecologisch betekent dit dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor oeverplanten gering zijn. Als het water direct na de beschoeiing niet te diep is, kunnen boven het water uitstekende planten nog wel tot ontwikkeling komen.
Bomen staan vaak tot dicht bij het water met als gevolg dat er veel bladeren in het water terecht komen. Deze bladeren gaan rotten en vormen op den duur een dikke sliblaag.
Ook eenden en ganzen kunnen het water vervuilen door hun uitwerpselen. Bovendien kunnen ze de oevers vertrappen en aan gras en jonge beplanting grazen. Dit laatste is vaak een probleem bij nieuw aangelegde natuurvriendelijke oevers.
In de ideale situatie zijn siervijvers helder, ten minste voor een deel begroeid met ondergedoken waterplanten. Er is een ondiepe zone langs de oever waarin ook moerasplanten tot ontwikkeling kunnen komen. Er ligt niet veel slib op de bodem. In het water komen snoek, blankvoorn en brasem voor. Er zijn matig veel soorten waterdiertjes, zoals wantsen, pissebedden, libellenlarven en muggenlarven.